Stelen, een echte kwaal! In de late namiddag komen de jongelui van Sandoa vaak bij ons, de celibatairs van de missie, op bezoek. Ze verzamelen dan aan de missiepost vlak voor onze kamers. Ze weten dat wij “Sweeties”of snoep hebben, ons toegestuurd door onze ouders. Ze zouden hun ziel verkopen voor chocolade en bonbons. Je moet, als ze met velen zijn, wel uitkijken dat het wasgoed dat buiten te drogen hangt niet van eigenaar wisselt. Totdat ik dit fenomeen in de gaten krijg kan ik niet vermijden dat er een paar andere heren in mijn mooie onderbroeken rondlopen!
Iets meenemen of stelen gebeurt hier vaak uit armoede en dan kan je dat moeilijk als diefstal beschouwen. Mijn kok Nguvulu is zeker niet van de slimsten maar handig is hij zeker. Ik heb een tiental kippen gekocht in Kolwezi. Elke dag kakelen ze dat het een lieve lust is maar als ik dan naar de stal ga vind ik heel soms één of hoogstens twee eieren. Dat is bitter weinig voor tien witte leghorns, toch kippen die bekend staan om elke dag hun eitje produceren. Het is ook eigenaardig dat Nguvulu altijd toevallig in de buurt is om keukenafval bij de kippen te gooien. Ik heb hem al een paar keer onverwachts doen stoppen als hij ’s avonds met zijn fiets naar huis rijdt. Nergens vind ik een ei, noch in de bagage achterop de fiets, noch in zijn jas… Tot ik op een dag een ingeving krijg en zijn pet, een oude legerkepi, van zijn hoofd hef. En wat ligt daar tussen zijn massa krullen, netjes in het midden? Vier mooie witte eieren! Het mysterie is opgelost. Ik vertel dit voorval niet aan de paters. Nguvulu is een arme donder die voor zijn ganse familie moet zorgen. Hij zal me later uit dankbaarheid op zijn trouwfeest uitnodigen en dat wil ook al wat zeggen.
Bij mijn vertrek uit België heb ik een vijftiental blinkende uurwerken gekocht, op aanraden van een bevriend koloniaal. Hij zei me dat een uurwerk een ideaal ruilmiddel is. Ik heb een paar keer zo’n uurwerk geruild tegen een Likembe, een antiek inlands muziekinstrument. Ik heb vroeger al in het Afrikaans museum in Tervuren dergelijke kunstige Tjokwe instrumenten gezien. Ze fascineren mij en ik begin ze te verzamelen. Op een dag wil ik weer zo’n uurwerk ruilen en wat zie ik? Er moeten nog negen uurwerken in het kistje onder het venster zitten en het zijn er nog maar drie! Drie! Ik alleen heb de sleutel van mijn kamer, niemand anders. Elke dag, wanneer ik met de fiets naar school vertrek, sluit ik zorgvuldig af. Ik zit een tijdje na te denken op de rand van mijn bed over deze miraculeuze verdwijning. Plots zie ik op mijn witgeverfde muur, onder het raam met muggengaas een voetafdruk staan. Mysterie opgelost, langs daar gebeurt de diefstal. De dader drukt gewoon de muggenzift uit het raam, kruipt erdoor en steelt een paar uurwerken, in de hoop dat ik de diefstal niet dadelijk merk. De deur is wel afgesloten, maar het raam blijft open voor wat frisse lucht in de kamer. Ik begrijp niet waarom de ganse partij uurwerken niet in één keer is gestolen. Ik besluit de dief op heterdaad te betrappen. Om drie uur in de namiddag moet ik lesgeven bij de Salvatorianen. Ik vermoed dat de diefstal dan gebeurd is. ’s Morgens is weinig waarschijnlijk, dan is er aan de ingang van de missiepost teveel beweging van kooplui die groenten, eieren en houtskool leveren. Ik doe alsof ik naar school vertrek, maar blijf achter de kerk op uitkijk staan. De eerste dag gebeurt er niks. De tweede dag zie ik een jonge man uit mijn tuintje komen, traag sluipend richting raam. Hij kijkt behoedzaam rond, duwt de muggenzift weg en kruipt voorzichtig naar binnen. Zodra ik zie dat hij in de kamer is, spurt ik naar het raam en de dief zit in de val. Terwijl ik verhinder dat de dief ontsnapt, rijdt Pater Cyriel met zijn brommer naar de dichtstbijzijnde legerwachtpost. Wat later komt hij terug met vier gewapende soldaten. Wat er dan gebeurt is buiten elke proportie. De soldaten trappen en slaan de dief hardhandig de kamer uit en weten van geen ophouden. Na een paar minuten ligt de sukkelaar hevig bloedend uit neus en mond op de grond. Mijn inziens staat stelen in Congo zeker op de lijst van zware en onveilige beroepen…..
Het Varken! Ik heb een schietstand voor handboog gebouwd, een echte attractie voor de zwarte jongelui. We oefenen een paar keer per week met inlandse bogen. Eerst gebruiken we dikke kartonnen dozen als doelwit, later plaats ik een echte ronde schietschijf op vijftien meter afstand. De jongelui hebben de gewoonte luid te roepen en te applaudisseren bij elk schot in de roos. Naast de schietstand ligt een grote kraal met varkens. Missieposten zorgen zoveel mogelijk zelf voor hun voedsel. Zo kweken ze zwarte varkens, die zelden 40 kilogram zwaar worden. Door al ons lawaai in paniek gebracht, breekt plots één van deze varkens door de omheining en vlucht het luid schreeuwend over de schietstand. De zwarten twijfelen geen seconde en leggen het dier neer. “Nguruwe chafu anakufa!” (“Het vuil varken is dood!”).
Pater Pili Pili
Regelmatig spelen wij nog kaart op de missiepost. Er is een pater, die geregeld de missie bezoekt, heel veel Simba achterover kan slaan en dan tegen de kokosnotenboom op de binnenplaats gaat plassen. Een vast ritueel. Zijn confraters zeggen vaak dat het aan dat mengsel van alcohol ligt dat de boom geen kokosnoten meer draagt. Als hij teveel gedronken heeft is hij de meest vervelende kerel die je je kan inbeelden. Hij heeft op alles kwetsende commentaar, luisteren doet hij niet. Je hebt geen kans om hem in de rede te vallen. Hij weet alles, kan alles, maar…. Ik weet dat hij diezelfde avond ‘s nachts nog zal vertrekken en een zestigtal kilometers moet rijden vooraleer hij zijn bed vindt. Ik zal er later spijt van hebben, maar nu smeer ik het stuurwiel van zijn Landrover in met de fameuze kleine hete pili-pili’s die kunnen branden als hel. Ik weet dat hij onderweg zeker moet gaan plassen en dan zal het onvermijdelijke gebeuren. Plassen zonder zijn handen te moeten gebruiken zal moeilijk zijn. Veel later horen we dat hij rondgedanst heeft in de brousse van het effect van deze specerij op zijn gevoelige onderdeel. Hij is zelfs bij zuster infirmière langs geweest voor een blusmiddel. In feite niet mooi van mij, maar deze zonde gaan biechten heb ik nooit gedaan.
Het lekkerste hapje
Tsjinyama, mijn beschermengel bij het vissen heeft me uitgenodigd om bij zijn familie te komen eten. Ik heb hem al herhaaldelijk hemden en T-shirts gegeven, zeker na het voorval met die krokodil. Geld heb ik weinig, maar kledingstukken heb ik in overvloed. Mijn moeder is in België de winkel van mijn grootouders aan het uitverkopen. Veel kledij die ze niet meer verkocht krijgt, stuurt ze me op in die bekende groene ijzeren “mallen“. Hier kan ik er nog een pak mensen gelukkig mee maken. Mijn wachter loopt hier nu rond als één van de best geklede mannen van het dorp en ligt zeer goed in de markt bij de jongedames. Daar is hij me zeker erkentelijk voor! Tsjinyama’s familie is zeer talrijk opgekomen en hebben voor deze gelegenheid een bok geslacht. De avond belooft zeer geanimeerd te worden als ik kijk naar de hoeveelheid Lutuku (zeer alcoholrijke drank, bekomen door gisting) die ze naar binnen gieten. Als enige aanwezige blanke krijg ik de ereplaats aan tafel. Ik weet dadelijk waarom: de helft van Tsjinyama’s familie loopt rond met kledij uit grootmoeders winkel. Links van mij zit de vader van Tsjinyama, rechts van mij één van zijn dikke nonkels. De aluminium borden worden geserveerd voor ons neergezet. De groente herken ik dadelijk: lenga lenga. Ze lijkt op onze spinazie, maar met een puntvormig blad en is klaargemaakt met pindasaus en palmolie. Het stuk vlees herken ik niet zo dadelijk, het lijken twee eivormige ronde stukken vlees. Ik zie mijn dikke rechterbuurman naar mijn bord kijken, hij is duidelijk erg geïnteresseerd. Ik bekijk mijn bord nog een keer en draai voorzichtig met mijn vork één van de stukken om. Plots is het me duidelijk, ik heb als eregast het beste stuk van de bok gekregen. De ballen!! Lieve hemel … de ballen van een bok. Ik bekijk mijn bord nog eens, misschien beeld ik het mij in, maar het vlees ruikt ook niet bepaald lekker. Hoe krijg ik dit door mijn keelgat? Vanuit mijn ooghoek zie ik mijn dikke buurman nog steeds verlekkerd kijken naar mijn bord. Plots komt de verlossing van een kant waar ik het niet verwacht, namelijk de vader van Tsjinyama. Hij duwt met zijn ellenboog en vraagt me heel stil: “Tu veux changer?” (“Wil je wisselen?”) Ik dank de heer voor dit godsgeschenk, als ik onze twee borden onopvallend van plaats verwissel. Mijn buurman is tevreden, ik ben nog een beetje meer dan tevreden!
Termieten, killers zonder weerga
Elke missiepost heeft minstens één waakhond. Onze hond, Rex, een grote Duitse herder heeft pas vier puppies geworpen. Kleine hondjes zijn altijd schattig en ik verzorg ze elke dag. Ze zijn ongeveer drie weken oud wanneer ik plots op een nacht Rex woest hoor tekeer gaan. Wat later gaat het blaffen over in klaaglijk gehuil. Zo snel ik kan loop ik naar het afgesloten hok op de binnenkoer. Bij het openen van het deur zie een afgrijselijk schouwspel. De vier puppies liggen midden in een zwarte hoop wemelende, fouragerende termieten. De hondjes bewegen nauwelijks. Rex staat nog recht, de muil gevuld met schuim en termieten. Hij probeert ze van zich af te schudden, doch vruchteloos. De termieten hangen en zitten in zijn oren en kruipen steeds dieper zijn hersenen in. Ik probeer nog samen met twee paters , die op mijn geroep zijn afgekomen, de bijtende termieten van zijn kop af te plukken. Het zijn er echter teveel en de stroom insecten is niet te stuiten. De puppies zijn al dood, iets later sterft Rex. Een gebeuren om nooit te vergeten.. hoe wreed kan de natuur zijn!
Een andere keer zit ik geconcentreerd te vissen aan de Lulua. Het is erg warm en ik heb mijn schoenen uitgetrokken. Mijn sokken heb ik nog aan. Plots wordt mijn neus overspoeld door een penetrante zure walm. Bijna gelijktijdig voel ik pijnlijke steken in mijn tenen en kuiten. Ik kijk naar beneden en zie tientallen termieten, die zich met hun enorme mandibulen (monddelen) hebben vastgebeten in mijn sokken en onderbenen. Ik aarzel geen moment en spring in het ondiepe water in de hoop zo van die bijtende lastposten af te raken. Doch water heeft niet het minste effect op de termieten, ze blijven gewoon hangen! Er zit niks anders op dan ze stuk voor stuk van mijn kousen en benen te plukken. Waarschijnlijk wilde de colonne de Lulua oversteken. Ze hebben hiervoor een speciale techniek: ze maken met zijn allen een bol en rollen letterlijk over het water, wonderlijk! Ik zat echter in de weg en werd aangevallen. Later zal ik nog vaak een colonne termieten zien trekken, de soldaten met hun grotere monddelen voorop. Als je vooraan op de colonne tikt zwermen ze ogenblikkelijk uit en verspreiden ze die karakteristieke zure geur van mierenzuur in het kwadraat.